Oekraïne 2017
Werkbezoek van het Pastoraal Fonds aan Oekraïne van 20 april t/m 29 april 2017
Mijn naam is Anne Boer en ik ben voor het eerst mee naar Oekraïne. Ik ben in de tweede helft van 2016 als chauffeur bij de transportploeg van Kringloopwinkel Op Dreef gekomen. Na verloop van tijd, toen ik de verhalen over het werk van het Pastoraal Fonds hoorde, wilde ikzelf ook graag meer ervaren wat er zoal met het verdiende geld gedaan wordt. Ik heb me daarom aangemeld bij het Pastoraal Fonds. Om actief te kunnen meedoen in het Pastoraal Fonds is het belangrijk om zelf kennis te maken met de mensen in Oekraïne en de plaatsen te bezoeken waar het Pastoraal Fonds actief is. Ik werd dan ook meteen uitgenodigd om mee te gaan met de reis van 20 tot en met 29 april naar Oekraïne. Dit is mijn ervaring met deze reis.
Eén keer per jaar worden alle contactpersonen van het Pastoraal Fonds bezocht, in het voorjaar in Oekraïne en in het najaar in Roemenië. Hierbij wordt de voortgang van de projecten, waaraan het Pastoraal Fonds bijdraagt of heeft bijgedragen, bekeken en besproken. Een groot deel van de hulp bestaat uit financiële steun aan kleuter- en basisscholen, diaconale hulp aan de allerarmste mensen en tafeltje-dek-je- projecten.
We gaan dit keer met vier van de vijf leden van het Pastoraal Fonds: Henk Maat, Jan Lindhout, Ina van Laar en ikzelf. Astrid Batenburg, kan dit jaar helaas niet mee. Mária Beuving gaat al zeven jaar mee als “Hongaarse” tolk. We gaan namelijk naar het gedeelte aan de westgrens van Oekraïne, wat vroeger onder Hongarije viel. Men spreekt daar voornamelijk Hongaars. De mensen daar richten zich voor werk, studie en vaak ook medische consultaties op Hongarije. Praktisch alle mensen spreken alleen Hongaars, dus geen Engels, Duits of Frans, soms wel Russisch of Oekraïens. Communiceren (in het Hongaars) is voor ons heel lastig, vandaar dat wij continu een Hongaarse tolk in ons gezelschap hebben. Het is een reis van 1800 km, die met een personenbusje wordt afgelegd, waarbij we afwisselend het stuur overnemen. Daarin nemen we naast onze bagage, zoveel mogelijk spullen mee voor de kinderen, huisartsen en contactpersonen. Bijvoorbeeld speelgoed en knuffels voor de kinderen op de scholen, medische spullen voor de doktersposten, en natuurlijk een tasje met presentjes voor onze contactpersonen.
We vertrekken donderdag 20 april ’s ochtends om 04.00 uur. Eerst halen we Mária in Druten op. De eerste overnachting is net over de grens in Hongarije. Dan hebben we zo’n 1200 km gereden. De volgende dag rijden we verder naar ons logeeradres in Gát (Oekraïne). De grens over duurt heel lang. Het lijkt alsof de poortjes van de EU-grens van Hongarije naar Oekraïne expres niet of nauwelijks bemand worden. Als we de grens over zijn merken we direct dat de wegen in Oekraïne erg slecht zijn, voor het zoveel mogelijk ontwijken van gaten heeft Henk zijn aandacht continue nodig. We rijden eerst naar ons “thuis” adres van deze reis bij Irén en Zoltán in Gát. Als we daar onze bus hebben leeggehaald rijden de drie mannen naar hun overnachtingsadres. De drie mannen slapen namelijk altijd bij József, die aan de andere kant van het dorp woont.
Bij József is geen tolk, maar met woordenboeken op tafel, met armen en benen en een beetje Duits, komen we een heel eind. Henk en Jan hebben voor József een fotoboek samengesteld omdat ze er al zo lang slapen. Bij het aanbieden is József zeer ontroerd. Het brengt herinneringen boven uit het verleden. Vooral de reis die hij maakte met andere Oekraïners naar Sassenheim in 2001 heeft veel indruk op hem gemaakt en hij somt een groot aantal namen op van mensen die hij er heeft ontmoet. ’s Ochtends krijgen we koffie van József, dat hij zet met een oerdegelijke pruttelpot (percolator). Zo start, traditiegetrouw, elke ochtend als we daar overnachten.
Op zaterdag 22 april, onze eerste dag in Oekraïne, hebben we met alle contactpersonen uit de verschillende omliggende dorpen een informele bijeenkomst. De plek waar dit plaats vindt is door hen zelf uitgekozen. Om er te komen moeten we met een klein busje waar 20 personen net in passen. De reis is heel gezellig en ervaringen worden onderweg uitgewisseld. Iedereen heeft een rood Pastoraal Fonds fleece vest aan. We gaan naar een groot park met de bedoeling daar tussen de middag een picknick te houden. Maar deze picknick valt letterlijk in het water, het regent bijna de gehele dag. Op de terugweg zijn we maar gaan zingen: wij Nederlandse, zij Hongaarse liedjes. Aan het einde van de dag is er een gezamenlijk diner.
Bij het diner wordt het Pastoraal Fonds verrast met een fotoboek over 20 jaar samenwerking met het Pastoraal Fonds. Bij de aanbieding van het fotoboek wordt naar voren gebracht dat de band tussen de contactpersonen in Oekraïne en het Pastoraal Fonds te vergelijken is met een goed huwelijk. Een goed huwelijk duurt meestal (heel) lang. Er is ook een heel grote taart met opschrift “Pastoraal Fonds 20 jaar”.
Zondag gaan we ’s morgens naar de kerk in Gát. Na afloop van de dienst spreekt Henk namens het Pastoraal Fonds een welkomst- en dankwoord uit voor de Gemeente. Daarna volgt het gesprek met de Diaconale werkgroep van de kerk. Hierbij wordt vooral gesproken over de verdeling van de diaconale hulp in Gát met het door het Pastoraal Fonds ter beschikking gestelde geld. Ook de verdeling van de kleding onder de mensen in Gát wordt besproken.
De werkwijze van het Pastoraal Fonds houdt in dat de vragen (in het Hongaars) al ruim van te voren aan de gesprekspartners zijn toegestuurd. Zij kunnen zich dan ook goed voorbereiden op de te stellen vragen. Sommige hebben hun antwoorden al vóór de reis aan ons teruggestuurd.
In de namiddag vindt nog een gesprek plaats met de contactpersonen in Gát (Irén en Zoltán). Als de algemene vraag wordt gesteld: “Hoe gaat het met jullie?”, krijgen we als antwoord: “We voelen ons in Gát als het ware achter een ijzeren gordijn. Kinderen kunnen nu geen beroep meer leren, er is geen werk. Veel geld komt het land in, maar het “verdwijnt”.
De inwoners merken niets van deze geldstromen. In Gát gebeurt niets, geen vernieuwingen, geen verbeteringen. Dit maakt de mensen verdrietig en neerslachtig.”
Op maandag 24 april gaan we naar Csonkapapi. Hier ontmoeten we Zoltán. Hij treedt op als aanspreekpunt van alle contactpersonen die buiten Gát actief zijn. Ook is hij het aanspreekpunt voor de kleding die eerst naar de douanedepot in Beregowo wordt gestuurd.
Zoltán begeleidt ons naar de verschillende locaties in het dorp.
Overal waar we op scholen komen, zitten de kleuters keurig netjes klaar en voeren een ingestudeerd stukje op. Ook laten de leerlingen zien wat ze geleerd hebben.
De Hoofdkleuterleidster vertelt over de organisatorische wijziging van de kleuterschool. Was het vroeger een “algemene” kleuterschool, het is nu een christelijke kleuterschool geworden. De details kent ze nog niet en ook niet wat het financieel gaat inhouden. Als ze vervolgens extra geld vraagt voor de maaltijden van zo’n 35 kinderen, dan wordt het duidelijk. Het lijkt vooralsnog geen verbetering.
Daarna gaan we naar de dokterspost. Ze zijn heel blij met onze hulp en spullen. De regering heeft bepaald dat dokters verschillende posten moeten bedienen, of dat er posten worden gesloten. Een eventueel plan voor een grote verbouwing kan daarom voorlopig terzijde worden gelegd. Het zal nu beperkt blijven tot een aantal broodnodige reparaties van vloeren.
Tijdens het gesprek brengt de dokter de noodzaak van een mortuarium ter sprake. Het ontbreken ervan blijkt een groot probleem te zijn. Mensen die overlijden, veelal aan een ziekte, worden in huis opgebaard. De familie en vrienden komen naar het huis van de overledene om afscheid te nemen. Maar er zijn geen voorziening om de overledene hygiënisch op te baren. Denk daarbij aan koeling e.d. Met name het ontbreken van deze voorzieningen, zelfs op het kerkhof, baart de dokter zorgen in het kader van de volksgezondheid.
Op dinsdag 25 april gaan we eerst naar Erzsébet en Marianne in Nagymuzsaly. In de kleuterschool krijgen we de diepvrieskast te zien, waar wij de financiële middelen voor hebben gegeven hebben. Tegelijkertijd laten ze ons een boiler zien die lekt. Vooral de aansluitingen hebben veel te lijden door de slechte kwaliteit van het water. Ook kunnen ze in de keuken nog wel wat hoge tafels gebruiken. De tafels die er nu staan zijn kleutertafels en heel laag.
In de dokterspost krijgen we te horen dat de dokter inmiddels naar Hongarije is vertrokken. Daar kan ze veel meer verdienen. Op de dokterspost zijn ze nu nog met ze vieren. Een verpleegkundige, een verloskundige, een tandarts en een assistent-verpleegkundige voor de scholen. De vier dames zijn enthousiast over de meegebrachte spullen. Ook zij hebben nog een verlanglijstje.
Op de middenschool worden we hartelijk ontvangen door de directeur. Kinderen zien we niet, die zijn naar huis gestuurd omdat het te koud is in de school. Per 1 april is het gas in deze school afgesloten. Ook is het niet toegestaan om het hout of de kolen te gebruiken die nog over zijn.
We maken een ronde door de school. Opnieuw laat ze ons de keuken en de spoelkeuken zien. Als we in de keuken staan wordt de vaat ingeleverd. Het is duidelijk te zien dat die veel te lijden heeft. De oren van de bekers ontbreken, en zijn er behoorlijke stukken af van de kopjes en de borden. Als we uitgeleide worden gedaan dan krijgen we de hoofdingang van de school te zien. De tegels van het bordes zijn er in grote getale afgebrokkeld.
Graag wil ze het bordes vernieuwen, vooral ook omdat het bordes veel wordt gebruikt als ingang voor de scholieren, het feestelijk begin en einde van het schooljaar, voor de officiële ontvangst van gasten, het maken van (trouw)foto’s e.d. Zij vraagt ons dan ook om voortaan via de hoofdingang te komen en niet zoals we al vele jaren doen, via de achteringang.
We rijden door naar Eva in Kigyós. Daar gaan we zoals gewoonlijk eerst naar de kleuterschool, die tegenwoordig niet meer bij de gemeente hoort maar bij het kanton. Het kanton is een nieuw begrip voor het Pastoraal Fonds. Het houdt in dat verschillende dorpen niet meer zelf mogen beslissen over gemeentelijke gelden, maar dat het door het kanton gebeurt. Waarschijnlijk om meer toezicht te houden op de verdeling van de weinige inkomsten. Het is nog onzeker wat dit in de komende tijd met zich mee brengt. We gaan ook naar de voormalige kleuterschool, die nu wordt verbouwd tot een vergadercentrum van de kerk. De grote zaal is al af. De toiletruimte moet nog worden ingericht. Er wordt verzocht of het Pastoraal Fonds daarbij kan helpen? Langs het gebouw loopt het pad dat naar de kerk op de heuvel leidt. Het pad dat in 2005 met financiële steun van het Pastoraal Fonds is aangelegd, ligt er nog goed bij.Als we weer beneden zijn gaan we ook nog even bij het dorpshuis binnen. Dit is in 2006/2007 met hulp van het Pastoraal Fonds is verbouwd.
Op woensdag 26 april gaan we eerst naar Kati in Kisbégány. Het Pastoraal Fonds heeft de vernieuwing van het dak van het terras bij de ingang en renovatie van de vloer van het zomerpaviljoen van de kleuterschool bekostigd. Het ziet er mooi uit. Nadat de kinderen hebben gezongen maken we een kleine rondrit door het dorp. We stoppen bij een goed onderhouden woning. Achter de woning blijkt een heel “kassencomplex” te zijn. Over een houten constructie is plasticfolie aangebracht dat nog al klappert in de wind. In de kas zijn een groot aantal dames aan het werk. We worden rondgeleid en een van de dames vertelt dat ze hier o.a. aardbeien, komkommers, rode pepers en ook plantjes kweken. Alles wordt verkocht op de markt. Er blijkt veel vraag naar de producten te zijn.
Van Kisbégány gaan we naar Béci in Balazsér.
Voordat we de kleuterschool bezoeken vertelt hij ons over het project dat we in 2016 hebben goedgekeurd. Hij vertelt dat de kleuterschool ook van een andere instantie geld heeft gekregen voor hetzelfde project en dat hij toen heeft besloten om van het geld van het Pastoraal Fonds het gebouw verder aan de buitenzijde op te knappen. Over deze gang van zaken wordt uitgebreid gesproken omdat dit niet de normale procedure is. Bij het bezoek aan de kleuterschool zien we dat het gebouw er heel mooi uit ziet. Naderhand laat hij ons aan de hand van een groot aantal foto’s zien hoeveel werk er is verricht. Het geld is dus goed besteed.
Donderdag 27 april is alweer de laatste dag. We bezoeken nu de verschillende locaties in Gát. Eerst naar de kleuterschool, waar we het nieuwe “grote” speelgoed te zien krijgen. En natuurlijk treden de kinderen weer op en ontvangen we een aandenken. Bij de burgemeester wordt vooral gesproken over de algemene situatie in Gát en Oekraïne. Door het ontbreken van inkomsten is het nog problematischer geworden. Denkt hij een manier gevonden hebben om geld te ontvangen van een aantal bedrijven die zich in Gát hebben gevestigd, dan komt het bestuur van het kanton langs om het te innen. Op deze manier wordt de bouw van het mortuarium, dat in 2016 is gestart, een zeer zware klus voor hem, mede omdat de benodigde gelden slechts voor een deel van het project beschikbaar zijn. Hiervan is een mooie bijdrage van het Pastoraal Fonds.
Op de middenschool spreken we met de directeur Roman Erika. Zij laat ons het gerenoveerde naailokaal zien. Het heeft heel veel arbeid gekost om het er zo uit te laten zien. Op haar kantoor vertelt zij over de situatie van de leerkrachten. De situatie voor de mensen wordt steeds slechter. Leraren en werklui trekken de grens over naar Hongarije. Jongeren gaan studeren in Hongarije en komen veelal niet meer terug naar Oekraïne. De financiële situatie is zo penibel, dat de salarissen worden gekort om maar niet te veel mensen te hoeven ontslaan.
Als laatste bezoeken we de dokter in de dokterspost, Bak Olga. Elk jaar krijgen we te horen dat ze eigenlijk met pensioen is, maar toch doorwerkt. Zij heeft een heel lijstje van wensen, maar het is heel moeilijk haar uit te leggen hoe de procedure werkt om de projectaanvraag bij het Pastoraal Fonds in te dienen. We besluiten in ieder geval een rondje door het gebouw te maken zodat zij kan vertellen wat er zoal gedaan moet worden. Dat blijkt nogal een lange lijst te zijn. We nemen dan ook gauw afscheid, voordat de lijst nog langer wordt.
Op vrijdag 28 april vertrekken we om 6 uur ’s ochtends weer uit Gát. Heel opmerkelijk is dat we bij de grens een soort vrijgeleide krijgen om de grens over te komen. We krijgen voorrang om achteraan de file staande, helemaal tot vooraan te mogen rijden. Daar wacht een douanier om onze paspoorten en kentekenbewijs van de auto aan te nemen. Even later als alles is gecontroleerd mogen we verder rijden. Een hele ervaring.
Al met al, een enerverende en indrukwekkende reis, en ik ben alleen maar nog enthousiaster geworden om met het goede werk van het Pastoraal Fonds door te gaan.
Nawoord van voorzitter Henk Maat:
Tijdens de reis worden we er op attent gemaakt dat het Pastoraal Fonds al weer 20 jaar actief is in Oekraïne. Dat is een lange tijd. In de tijd van hoppen en shoppen, lijkt zo’n langdurige verbintenis uit de tijd. Maar is dat wel zo? Als je bezig bent een medemens te helpen met het verbeteren van zijn of haar leefomstandigheden, moet je, ook als je ziet en merkt dat je werk nog niet is voltooid, stoppen? Mogen deze medemensen er niet op vertrouwen dat je blijft omzien naar hen?
De mensen in Oekraïne spraken hun vertrouwen uit naar de leden van Pastoraal Fonds. De leden van het Pastoraal Fonds hebben ervaren dat het nodig is hen te blijven helpen, zeker nu het nog slechter gaat dan vorig jaar. Wij willen daarom heel graag doorgaan!
Met steun van de vrijwilligers van Kringloopwinkel Op Dreef moet het zeker lukken hen te blijven helpen.